Lucas Stropdas


Lucas van Heijningen woont in een arbeiderswoninkje aan de oever van de Maas. Elke inwoner van het kerkdorpje weet van hem, maar niemand kent hem. Hij is zoals men pleegt te zeggen: nogal op zichzelf. Lucas draagt altijd een zwarte stropdas. Ook in het zwembad. De dorpsjeugd roept hem na: “Lucas Stropdas!” En gillend van de lach rennen ze weg, als Lucas hen aankijkt.

Driemaal daags fietst Lucas zijn ronde. Bij het haventje gaat hij zitten. Dan zwaait hij met zijn stropdas naar de kapitein van de veerpont die aanmeert. Als alle passagiers aan wal zijn stapt hij op zijn fiets. 

“Weer niets,” hoor je hem mompelen, als je goed luistert. De kapitein schudt geïrriteerd zijn hoofd. Driemaal daags die dorpsgek...

“Tot straks lieverds,” fluistert hij. En draait bij wijze van grap zijn stropdas als verzinnebeelding van onvoorwaardelijke liefde om haar fietsstuur. Zij lacht hoogzwangerig. Olijk zwaaiend met het onderste stukje stropdas boven haar volle buik geeft zij hem een kushand. Maar terwijl hij zich omdraait, de veerboot weg- en zijn lief meevaart, vergaat een wereld. De klap is groot. De binnenvaarttanker groter. De pont te klein.

De dorpsjeugd roept hem na: “Lucas Stropdas!” En gillend van de lach rennen ze weg, als Lucas hen aankijkt. Driemaal daags fietst Lucas zijn ronde. Bij het haventje gaat hij zitten. Dan zwaait hij met zijn stropdas naar de kapitein van de veerpont die aanmeert. Als alle passagiers aan wal zijn stapt hij op zijn fiets. 

“Weer niets,” hoor je hem fluisteren, als je wilt luisteren tenminste.


====================





Reacties