Schemerzone



Hun naïviteit verbaast mij. In de tijd gegeven, dat ik het mes verplaats van rechts naar links, had ik ze overhoop kunnen steken.

Linkshandigheid suggereert creatieve superioriteit. Dus bewonderen drie politieagenten mij, als was ik Messi, Hendrix en Einstein ineen gevlochten als Gerrit hun Trinitas. De bewondering gaat zelfs zover, dat één uniform haar geplastificeerde middelvinger in mijn poepgaatje drukt. Ik ril een beetje, en probeer naar haar te knipogen. 

Zeven jaar vroeger dacht men ook dat ik rechtshandig was. Zij droegen, net als deze ‘strepenjagers’ een uniform. Met een snelle beweging snijdt ik met links het koord van mijn trui doormidden.

“Pucati ubiti!” schreeuwt het in een modderige cel van houten platen. Zou Karol Józef Wojtyła al dood zijn? Gevloek en kreten van pijn in de Marwei, echoënd in beton. Ik grijp naar mijn Dolphin, maar die is er niet. Mij rest een leesbril, en een boek. Cold Turkey in de bajes zonder medicatie. Driemaal vuurpeloton. Vernederende pijn door vuistslagen. Maar ik was toch veilig in Friesland? Zwetend word ik wakker met drie blinddoeken en een paar ogen op mijn netvlies. Berustende ogen. Ik haal de trekker eenmaal over. Meer is er niet. Ik vertel de cipier middels de intercom, dat ik moet poepen. Denk ik. Het uniform mag doorspoelen. Hoe anders was het ooit...

Mijn ‘heerlijke’ puberale gevecht tussen ratio en emotie. Masturberen mocht niet, maar soms moest het. Dus rukte ik regelmatig aan mijn stijve pik. Want niemand kon mij verbieden te dromen. Alleen in de vrieskou, dromend van een wereld met wederzijds respect en onvoorwaardelijke liefde. Ik bleef dromen. Vooral na haar dood.

Hun optreden in Sarajevo bleek geslaagd. Ik deed op datzelfde moment in Tuzla, solo, mijn allerlaatste optreden. Omdat ik wist dat uiteindelijk alles zinloos is. Maar ik mocht, nee: ik wilde, en ging hopen dat het levens gered heeft. Aldus orakelt mijn geïnternaliseerd alter ego geweten. Zo moet, en zal het blijven.



====================



Reacties