Mensenmens


‘Op een podium’, glimlacht mijn behandelaar, ‘ben jij een eiland op een eiland.’

Haar woorden echoën in mijn onderbuik, terwijl ik verse snaren op mijn gitaar draai.
‘Hee fint, wolst in pilske? Súkses aanst!’ Ik kijk even op. Maar er zijn geen gezichten in het overvolle kleedhok. Slechts kakofonische silhouetten schuifelend in een mist van weeïge cannabis- en alcoholdampen. Flarden stemmen zonder wind. Eerst hysterisch grinnikend, dan weer wenend. Maar immer dreigend. Gelijk een zee zonder diepgang.

‘Nog in kertier!’ roept iemand.

Op weg naar mijn bestemming, gitaar dicht tegen mij aan, verdwijnen stemmen uit het kleedhok achter mij. Hun plek wordt ingenomen door ander geluid voor mij. Geroezemoes van golfjes, nu nog zachtjes, maar de golfjes worden golven. Hun impact alsmaar groter. Ik nader het eiland. De zee steeds dichterbij. Ik moet weer denken aan haar woorden: ‘Op een podium ben jij een eiland op een eiland.’ Wat ben ik bang. Doodsbang!

Langs de microfoon zie ik het diepe donker voor mij. Het lawaai is enorm. Het geklap van schokkende golven angstaanjagend. Timen jongen, timen! Bij windstilte rechtop en bij tegenwind op tijd voorover. Het diepe donker zuigt mij langzaam naar zich toe en werpt mij vervolgens terug. Al zou ik kunnen, ik wil geen weerstand bieden want de zuigkracht is verslavend. Applaus verandert koud zeewater in een warme douche.

‘Op een podium’, glimlacht mijn behandelaar, ‘ben jij een eiland op een eiland.’ Ik glimlach ook en buig voor de zee. Ze heeft gelijk. Op een eiland ben ik thuis.



====================


Reacties